De chirurgijnspraktijk

De chirurgijn was een uiterst bekwame geneeskundige. Men was redelijk goed opgeleid en relatief bekwaam in de zeer 'ruige' ingrepen. De huisarts verrichtte namelijk ook de werkzaamheden van de chirurg. De chirurgijnspraktijk bestond meestal uit een winkel in een herberg waar de cliënten op vaste tijdstippen behandeld werden. Deze praktijkruimte was evenals die van de apothekers vaak opvallend versierd met opgezette dieren, anatomische preparaten, vaak op vloeistof gezet in glazen potten, doodshoofden en geraamten. Men wekte de nieuwsgierigheid.

De behandeling bij de chirurgijn
 
Bekend en zeer frequent toegepast was de aderlating, een middel dat tegen vrijwel elke kwaal werd ingezet. Na de aderlating was men topfit en bijvoorbeeld aantrekkelijk voor het aangaan van een huwelijk. Belangrijke taken waren verder de verzorging van wonden, van gezwellen en zweren, van pleisters en verbanden en van het geven van spoelingen of klysma's. Het aanleggen van een fontanel (het opwekken van zweren), cauterisatie (het dichtbranden van aderen) en trepanatie (het inboren van de schedel) vond minder frequent plaats. Ook hanteerde de heelmeester somtijds wel de heelkundige instrumenten als boren of zagen voor het werkelijk afzetten van ledematen of het direct verwijderen van een gezwel.
 
Hoewel de chirurgijn regelmatig kwalen behandelde, vormden de verloskunde en barbierkunde, knippen en scheren, naast heelkunde ook een deel van het inkomen. Ook op andere manieren vijzelde men het inkomen op met de handel in zaden, kruiden, geneesmiddelen en medicijnen. Dit tot grote ergernis van de apotheker die alleen medicijn mocht maken. Zo was Dr. Cornelius Heinsius in Stavoren aangesteld tot stadschirurgijn op het vaste jaarinkomen van 50 florijnen. Hij pachtte de stadsherberg in 1694 samen met de herbergier Folkert Dongerij en Mr. Tiberius Tempelaar, de dorpschirurgijn uit Molkwerum, voor maar liefst, 140 florijnen. Daarbij woonde en werkte men vaak ook met het hele gezin in de stadsherberg. Een enkele chirurgijn komt men ook wel tegen bij de VOC als ondermeester of als opperchirurgijn. Ook aan boord was men uiterst bekwaam.
 
Echt gruwelijk was het onderzoek dat heelkundigen wel verrichtten op levende dieren. Zo verwijderde Frederik Ruys bij een aantal honden de milt en waagde Jan Swammerdam zich aan de afschuwelijkste proeven met levende insecten. Nicolaas Tulp gebruikte hier liever dode mensen voor, zoals Rembrandt van Rijn heeft afgebeeld. Gelukkig verdoofde de chirurgijn zijn cliënten, meestal met één of meerdere flessen sterke drank. Een enkeling publiceerde een geneeskundig artikel. Zo schreef de stadschirurgijn van Culemborg Dr. Nicolaas Heinsius in De Kwijnende Venus, voor de behandeling een speciale tinctuur bereid te hebben, waarmee hij opzienbarende resultaten boekte bij de vrouwen. Hij was echter terughoudend over de bereiding, die hij geheim wenste te houden, want dat zou mogelijk 'meer kwaads als goeds te weeg konnen brengen'.

In de stadsherberg doen de meesters een aderlating voor


De heelmeester was van oudsher in staat om zelf zijn instrumenten te maken door uit ruwe ijzers een aantal lancetten te slijpen. Ook diende hij in de praktijk het 'aderlaten' onder de knie te hebben. Zijn kennis strekte zich uit over allerlei aspecten van de heelkunde zoals de anatomie, de oorzaken van ziekten, de leer der lichaamsvochten, der therapie en het oeuvre instrumenten. De universiteit van Franeker heeft boven de senaatskamer een ontleedkamer met twaalf geraamten en een uitgespannen mensenhuid. De heelkunde was een urgente zaak, maar leverde weinig op. In de chirurgijnswinkel werden zweren, gezwellen, fracturen en dergelijke behandeld met een steeds hoger prijskaartje. Het dure bezoek aan de chirurgijn of kwakzalver liep helaas niet altijd goed af.  Veel cliënten bezweken na de behandeling door de chirurgijn, toch nog aan hun ziekte. Dan kwamen daar nog eens de kosten voor de uitvaart en begrafenis bij.

Bij de medische doctor lag het accent op de interne geneeskunde, waar de aandoening niet duidelijk zichtbaar was. Met een hoge graad van kennis op het gebied van de plantkunde trachtte deze de juiste grondstoffen voor de genezing te bereiden. De eigen hoftuin in de directe omgeving was altijd binnen handbereik en ontoegankelijk voor onbevoegden. De Hortus Botanicus is zo ontstaan.

Trepanatie van schedel, 't laatste redmiddel


De gildebrief en de meesterproef van het chirurgijnsgilde maken duidelijk hoe Medicus, Chirurgijn en Apotheker gezamenlijk de gehele gezondheidszorg voor hun rekening namen. De hoge sterfte in de 17de eeuw maakte de strenge regulering beslist noodzakelijk. Dit alles was gefundeerd op een breed draagvlak binnen de eigen samenleving met een enorm religieus besef: 'op geer goede ende politique redenen ende ene grote ervarentheyt naast God'.




Extract uit een gildebrief of de statuten van het chirurgijnsgilde

Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der stadt Bolswart: certificeren midts deesen, dat ons seer gedienstelyck te kennen hebben gegeven de Ordinarius Medicus, Chirurgins ende Apothequers deser steede, hoe voormaels onse praedecesseurs den Medecyns, Chirurgyns ende Apothequers, deser steede, hadden gegunt seker octroy ende gildebrieff van haer luyder kunst ende handtwerck zijnde van dato den XXIII Octobris a[nn]o een duysent ses hondert en darthien gelijck d'selve zijn gefundeert op geer goede ende politique redenen, als dat de stadt daer deur versien mocht werden met goede ende experte Chirurgyns ende Apothequers, dat oock daerdeur ut deeser stadt souden gekeert werden alle vreemde quacksalvers, landtloopers ende andere bedreygers, die onse burgery met wateren, salven ende andere compositien op geen natuyrlycke redenen gefondeert sijnde bedriegen, haer gesontheyt krencken, derhalve noodtwendich is om daerinne voor te sien. 

Naedien dat andere ambachten als timmerluyden, silversmeden, schoenmakers etc. seeckere gilden ende broederschappen gegunt werden om de stadt met goede handtwercken tot dienst van de burgerye te versien, behoorde wel met groote redenen daertoe getracht t'werden, dat de stadt versien werde met goede Chirurgyns ende Apothequers op welckers konst ende ervarentheyt (naast Godt) wy ende onse goede burgerye haer gesontheyt mochten vertrouwen, alsoo het geen geringe ofte gemeene saecke is daer sy luyden mede handelen gelijck oft men een stuck hout ofte silver komt te bederwen (dat door tijtlyck gewin, weder kan gerepareert werden). Maar wanneer men het menschelycke lichaam (welcke het duyrste subjecturn is datter op aarden gevonden mach werden) eens komt te bederven ofte teniette te brengen, niet weder gerepareert kan werden, d'wijle door sulcx veele haare gesontheyt, ja eyndtlyck 't leeven door 't misbruicken der medecynen komen te verliesen. 

Daeromme sy gantsch ootmoedelyck versocht hebben, dat ons wilde gelieven om pregnante redenen by hun gemoveert, 't voorsz. oud gildebrief te renoveren, is tot dien eynde commissaris geordonneert, omme met advijs als voren, ende soo veele nodich, 't olde gildbrieff te renoveren, ende daerbij te doen alle sodanige nieuwe articulen als dienstich ende nodich sullen zijn. Van welcken commissaris 't rappoort gehoort hebbende, hebben naer behoorlycke consideratie, d'voorsz. Medicyns, Chirurgyns ende Apothequers midts desen geoctrojeert ende gegunt een gild ende broederschap van haarluyder kunst ende handtwerck, op conditien ende articulen hiernaer volgende.

1. In den eersten soo gal geen medicus Doctor, ofte Licentiaet in de Medecynen binnen dese stadt Bolswardt vermogen come woonen, ende praxin medicam exercere (by soo verre hy mede een gildebroeder ofte subject van het gildt begeert te sijn) voor en aleer hy voorschr. aen de gildemeesters sijn bulla ofte dyploma gal hebben verthoont ende de gerechticheyt van het voorschreven gildt (sijnde ses ende dartich caroli guldens, tot het proffijt vant gildt, ende noch ses gelijcke guldens ten behoeve van de arme weesen) sal hebben betaelt, ende by d' E. H. Magistraat voor een goedt borger is aangenomen.


2. Dat niemant sal vermeughen de cunste van de Pharmacia ofte Chirurgia alhier te exerceren, ofte stock uyt te steecken, winckel op te setten, noch ydts te doen dat d'cunst is aangaande, voor en alleer sy van de E. Magistraat voor goede borgers, ende van de Olderman ende gildemeesters voor goede gildebroeders sullen zijn aengenomen, by poene van thien caroli guldens, telckens te verbeuren: d'eene helfte ten proftijtte van de E. Magistraat, ende d'ander helft tot proffijt vant voorschreven gildt.


3. Imandt begerende gijn proeff te doen: sal gehouden zijn de Olderman, beyde gildemeesters, ende de stadts Ordinarius Medicus (door de gildebode) t'samen te ontbieden, ende aldaer ter plaetse gijn begeerte voor te stellen, leerbrieff te verthoonen, ende om alsdan in de const ten deele getenteert ende ondervraecht te worden, ende sulx alles sal geschieden tot des probants eyghen costen, doch sal niet hoogher als tot twaleff caroli guldens geholden wesen te betalen, ende alsdan sal mede aen de probant (door de gildemeester) het gildebneff te vooren gelesen worden, opdat hy naemaels van geen ignorantie ofte onwetenheyt heeft te praetenderen.

4. Imants de cunst van de Chirurgia deser steede willende exerceren, sal geholden wesen een behoorlycke proeff te doen, in het bywesen van den Olderman, beyde gildemeesters ende d'stadts Ordinarius Medicus, sijnde een subject vant gildt, ende byaldien den probant andere doctoren begeert (midts oock een subject van 't gildt) by sijn examen, sulx sal hem werden toegelaten, doch tot des probants eygen costen. Ende oock hier beneffens sal den gildemeester de previlegie hebben om eerst te examineeren.

5. De proeff dan van een Chirurgus sal bestaen in het opmaken van twe lancetten uytten ruwen, om aldaer mede te doen twe latingen tot contentement van de proeffmeesters, welcke lancetten dan sullen comen tot proffijt van den probant selver, doch sullen de Olderman en beyde gildemeesters elcx daervoor genieten de somma van drie caroli gudens. Oock sal den probant de selve lancetten moeten maken ten huyse van de gildemeesters, midts daervoor de geledene moeyte betalende de somma van vyff caroli guldens, ten anderen sal de proeff van een Chirurgyn oock bestaan in een behoorlycke examen, sijn const betreffende, soowel theorice als practice tot contentement van de proeffmeesters.

6. Imant de const van de Pharmacia alhier willende oeffenen, sal geholden sijn een behoorlycke proeff te doen, welckers proeff dan sal bestaan in componeren van drie compositien, dewelcke sulIen staen tot dispositie van de gildemeesters uyt het Dispensatoria Amstelredamensi genomen, welcke composita sulIen comen ten profijtte van de probant selfe, midts daervoor betalende aen de Olderman en beyde gildemeesters elcx drie caroli guldens, die voorsz. compositien sulIen oock gemaeckt ende bereyt worden ten huyse van de gildemeesters voor welckers geledene moeyte genietende vyff gelijcke guldens als boven verhaelt. Ten tweeden sal den Apothequer oock geholden sijn een behoorlycke ordonnantie van den doctor voorgeschreven in sijn casu te connen leesen, ende expliceren, alsmede de generale quaestien gijn const betreffende, behoorlyck te solveren ende bequaem te beantwoorden.

7. Soo sal een probant, als hy sal werden toegelaten gijn proeff te doen, de costen daerover te geschieden sullen koomen tot des probants eygen laste. Den probant nu toegelaten sijnde, ende voor Meester aengenomen, sal alsdan voor 't gildts gerechticheyt aenstonts moeten betalen de somma van twintich caroli guldens, alsmede het gehele gildt met de vrouwen, met een eerlycke maaltijt cum annexis te tracteren, ende daerenboven noch aen het weeshuys betalen de somma van twaleff caroli guldens, doch een gildebroeders soon, zal voor gildts gerechticheyt niet anders betalen, als acht caroli guldens sonder meer. Ende alle burgers kinderen sullen geholden sijn aen 't weeshuys te contribueren vyff caroli guldens, ende daerenboven voor gildts gerechticheyt thien gelijcke guldens, doch sijn proeff niet wel, ende naer de kunst gedaen hebbende, soo dat hy niet en wert toegelaten, sall den probant sijn vorige proeff niet mogen hervatten voor de tijdt van twee jaaren van die dach aff, dat hy sijn proeff eerst solde hebben gedaen.

8. Een gildebroeder met sijn woninghe uytter stadt vertreckende, ende daer binnen 1 jaer ende dach wederom incomende, midts in die tijt ordinarie gildts lasten gedraghen hebbende, sal vermeughen sijn vorighe cunst te exerceren, midts aan 't gildt betalende de somma van drie caroli guldens: maer langer als een jaar en ses weken daeruyt geweest sijnde, sal altoos vermeughen gijn vorighe cunst wederom te exerceren, ende niet geholden wesen een proeff wederom opnieuw te doen, maer alleen daervoor betalen de somma van dartich caroli guldens ten profijtte van het gildt, ende daerby noch twaleff gelijcke guldens voor d'arme weesen, voorts de E. H. Magistraat haar salvo recht behoudende.

9. Voorts sal een yegelyck gildebroeder gehouden wesen alle vierendeels jaers te contribueren aen het gildt de somma van ses stuyvers ende dat door de gildeboode telckens op te halen, ende aen de gildemeesters te behandigen.

10. Soo sal een yegelyck Chirurgus ofte Pharmacopaeus geen leerknecht vermeughen aen te nemen ofte d'knecht sal spatelgelt moeten betalen aen het gildt, in het eerste jaar een ducaton, doch een borgers soone sijnde, zal met een rycxdaelder vry sijn: oock sal geen gildebroeder een leerknecht alrede by een ander meester alhier dienende, vermeugen aen te nemen, geduyrende sijn leerjaren, tenzy de eerste meester daerin consentere by poene telckens te verbeuren twaleff caroli guldens, d'eene helfte tot proffijt van 't voorschreven gildt, ende d'ander helft ten behoeve van de arme weesen. De leerjaren dan, sullen zijn op het alderminste twee volkoomen jaaren, en niet minder, maer wel meerder.

11. Sal oock geen quacksalver, lantlooper enz. vermeugen op de marckten voor te staen (uytgesondert de twee vrye jaermerckten) om haar salven, oliën ofte andere medicamenten te vercoopen, ende de practijcqen van de Medecynen te oeffenen sonder expresse consent van de voorschreven gildemeesters, telckens daar aff dagelycks te betalen twaleff stuyvers: exempt oculisten, steen- en breucksnijders sullen daar aff vry zijn, voor soo veel haer operatie aengaet en wijders niet. Als oock alle oude wijven en bymeesters, die onder het gildt niet behooren, sullen gantschelyck niet toegelaten worden, opnieuw te beginnen: doch die alreede met het gildt veraccordeert sijn, sullen voor die bedongen somma ende conditie getolloreert worden met approbatie van de Olderman en beyde gildemeesters, oock sal van nu voortaen geen goedt-vrouwen opnieuw toegelaten worden hier ter plaetse haer handtwerck ofte konst oeffenen, off sullen als voren in de tegenwoordicheyt van des gildts Olderman, ofte de E. Magistraat, van de stadts Medico ende Chirurgo die als dan gildemeester is, op haer cunst werden geexamineert.


12. Sullen alle gildebroeders ende gildesusters geholden sijn met een overledene gildebroeder off gildesuster ter begraeffenisse te gaen, midts gesondt ende binnen stadt sijnde by poene telckens te 
verbeuren de somma van ses stuyvers yder persoon, doch van een kindt maer vier stuyvers.

13. Soo sal die jonghste gildebroeder (te weeten die laest sijn proeff gedaen heeft) geholden sijn gildeboode te weesen, ende alle behoorlycke gildediensten van bootschappen (door last van den Olderman ende gildemeesters) te doen, en sulx gewillich nae te coomen: als namentlyck bidden van dooden, gelt op te halen, etc.

14. Sal een yegelyck gildebroeder geholden sijn hem altijt onder de meeste stemmen te begeven, ende te gehoorsamen in alle voorvallende gildesaecken, sonder eenich tegenspreecken, pluraliteyt van stemmen sich te onderwerpen.

15. Het geheele gildt in de kerck ofte yvers anders uyt last van den Olderman en gildemeesters (door de gildeboode) bijeen geroepen, soo zal een yegelyck gildebroeder geholden sijn aldaer ter gesette tijt te verschijnen, anders te verbeuren tot proffijt van 't gilt de somma van ses stuyvers: doch inpotent ofte buyten de stadt sijnde sullen daaraff werden verschoont, welcke breucken door de gildeboode terstont sullen werden opgehaelt, ende aan de gildemeesters behandicht, oock sal niemandt vermeugen wegh te gaen voor en aleer dat alles gedaen is, by verbeurte van ses stuyvers.

16. Sal geen Chirurgus vermeugen op een sondagh ymant het hayr off baard aff te scheeren, telckens daer in contrarie bevonden sijnde, sal gestraft worden door de boete van ses caroli guldens tot proffijt van 't voorschreven gildt; om sulcx beter t'observeren sal een yder gildebroeder vrystaen daer opsicht van te neemen, ende sulcx de gildemeesters aen te dienen.

17. Imant in een vechtspel ofte door boosaerdicheyt van een ander gewont, ofte gequetst sijnde, soo sal geen Chirurgus deselve voor de tweede mael vermoogen te verbinden, voor en alleer d'voorsz. Chirurgus sulcx aen de E. Magistraat ofte Praeces sal hebben bekent gemaackt, sulcx niet naar comende, sal gestraft worden, ende verbeuren de somma van ses caroli guldens ten proffijtte van de E. heeren Magistraat.

18. Soo wanneer ymant van de gildebroeders ofte gildesusters in het teeren van de maeltijden, ofte andere byeenkomsten sich te buyten gaet in vloecken, sweeren, kijven, ofte andersints (uyt boosheyt) sal telckens verbeuren een halve rycxdaelder, tot proffijt vant gildt, voorts d'E. H. Magistraat haar salvorecht beholdende.

19. Sal oock de gewoonte by ons praedecesseurs offte fondateurs van dit ons tegenwoordich gildt ingestelt ende tot nochtoe oock geobserveert, strictelyck werden onderholden, ende naer gekomen, om alle jaaren voor ofte naer St. Nicolaes de twee gildemeysters een uyt de Chirurgyns ende een uyt de Apoteequers te veranderen, ende alsdan twee nieuwe, door de meeste stemmen uyt de gemeene ende tegenwoordighe gildebroeders naer older gewoonte in de kerk te verkiesen voor een jaar. Welcke stemmen alsdan door de Olderman, ende affgaende gildemeesters sullen werden opgenomen, ende voor goedt gekent. Soo wie dan gildemeester gekosen wort, sal sulcx geholden zijn gewillich aen te neemen, by weygeringe van dien, sal voor 't gildt moeten betalen een gout gulden.

20. De olde gildemeysters sullen alsdan oock by stemmen omvragen oft men oock teeren sal oft niet, doch die niet en begeert te teeren, sal met acht stuyvers te betalen aen 't gildt, vry zijn. Ende soo daer quaestien ende geschillen sijn, die het gildt betreffen, dieselve sullen oock door de meeste stemmen werden weghgenomen: opdat alles in een zeer goede ordre ende geschicktheyt mach toegaen, ende geschieden. De olde offte affgaende gildemeesters sullen geholden weesen rekenschap te doen van haer verleeden jarige regeringe, ontfangs ende uytgaaff aen de nieuw gekorene gildemeesters aenstonts naer St. Nicolaes in het byweesen van de Olderman, op welcke rekeninghe deselve tot des gildts costen sullen vermeughen te verteeren, vier caroli guldens, ende niet meer.

21. Een weduw van een overleeden gildebroeder sal vermeughen haer vorige cunst en winckel op te holden door een goedt meestersknecht, welcke knecht sal behoorlyck werden geexamineert van sijn cunst, sonder composita te maken, ofte lancetten te slijppen tot last van de weduw, sulcx naer behooren gedaen hebbende, sal daarvoor (te weeten de weduw) voor gildts gerechticheyt moeten betaalen de somma van thien caroli guldens, des van de vorige costen in dit gildebrieff gespecificeert, sal dicto probant vry sijn: doch denselven probant voor sich selven naderhandt willende meester weesen, sal geholden zijn de proeff (volgens voorgaende articulen in desen gildebrief gementioneert sijnde) volkomen te doen.

22. Alle die toekomende gildebroeders sullen geholden sijn. dit tegenwoordich gildebrieff neffens ons te verteeckenen. Welcke voorsz. articulen by ons wel neerstelyck doorgesien ende gevisiteert sijnde, soo ist dat wy deselve geadprobeert ende met onsen aucthoriteyt diennengaende geinterponeert hebben, sulcx doende by ende door crachte deses conformerende 't voorsz. gildt ende broederschap op bovengeschreven articulen: alsoo nochtans dat indien in comstighe tijden uyt de voorsz. articulen eenighe inconvenienten ofte misverstanden (in desen niet genoechsaem verraten) mochten ontstaen, dat sulcx altijt sal blijven aen de verclaringhe ende correctie van ons ende onse successoiren tsampt Olderman ende gildemeesters van 't voorsz. gilde, ende sullen oock de gildemeesters ende allen anderen desen concernerende gehouden sijn deselve te observeren by poene daerinne verhaelt, sonder praejuditie nochtans van de previlegien deser stede; ende sullen de voorsz. poenen met advijs van de praesiderende Burgemeester ende Olderman by provisie sonder figuir van recht mogen geexecuteert worden op den onwillighen breuckvallighen tot pericule van 't voorsz. gilde, salff den geexecuteerde sijn recht ten principaele by ordinaris weghe van justitie. 

Actum den 29e Septembris A° een duysent ses hondert twee ende tsestich.
Sybbe Doeckes 1662, F. F. Posthumus 1662, Siersma 1662

Eerste supplement.
Dinchsdach den 6den Juny 1665.
T'voorsz. gildt in de kereke vergadert sijnde, soo is by de samentlycke gildebroeders geresolveert ende gearresteert soo volcht.

1. Ten eersten dat soowel een gildebroeders soone als een ander geholden sal wesen het gehele gildt met een maeltijt te tracteren voor ende aleer hy tot een gildebroeder mach off sal conen aengenomen werden, waervan hem de woorden sonder meer int sevende articule aengetogen niet en sullen bevrijden.
2. Dat een probant op de te gevene gildts-maeltijt geen vreemde gasten boven de gildebroeders ende susters sal vermogen te nodigen.
3. Dat de Ordinarius Medicus deser stede by de proeff beneffens Olderman ende gildemeesters mede present sijnde ende die selffde diensten in gelijkcheyt van haer doende insgelijck van de probant sal genieten de somma van drie caroli guldens, des dat deselve Ordinarius Medicus mede een subject vant voorsz. gildt sal moeten wesen.
4. Dat de gildebroeders int sitten aen de maeltijt sullen holden naevolgende ordre, als eerst de Olderman, dan de Ordinarius Medicus, daeraen de gildemeesters, ende dan vervolgens voorts de vordere gildebroeders in sodanigen ordre als sy int gildt gecomen sijn.
Aldus geresolveert ende gearresteert op dachtijt ende plaetse als boven in kennisse onser aller handen, huyden den 6den Juny 1665.

Tweede Supplement.
Donderdach den 21 Octobr. 1675.
Voorsz. Chirurgyns ende Apothequers gildt in de kercke vergadert sijnde, soo is by de t'samentlycke gildebroeders geresolveert ende gearresteert soo volcht.

1. Ten eersten. Also dispuit is ontstanden over 't stock uitsetten op twee plaatsen, by meester Beern Montsma (door 't aankopen der winckel van de weduwe w[ijlen] de Burgemeester Douwe Wijnbergh) tot noch toe gedaan. Soo is geresolveert dat in toecomstige tijden een gildebroeder selffs een winckel hebbende een ander winckel van een gildebroeder ofte des selffs weduwe ofte erffgenamen mochte geraken te kopen, 't recht sal hebben voor de tijt van ses weken om de beide winckels op te holden, ende sijn const te oeffenen: maar langer staande sal schuldich sijn, de boeten in 't twede articul daarop gestatueert.
2. Dat een weduw van een overleden gildebroeder de winckel sal vermogen op te holden de tijt van acht weken van de doodt aff te rekenen en niet langer om haar ondertusschen te versien van een goed meesterknecht, d'welke volgens 't 21e articul sal worden geexamineert op sijn const, ende sal de weduwe daarvoor moeten betalen thien caroli guldens, breder int selffde articul geexprimeert, maar sal alsdan voor alle andere knechts dien sy (in de selffde staat wesende) naderhandt mochte geraken te krijgen, niet wederom gildts gerechtigheit schuldich sijn te betalen. Edoch sullen telkens gelijk d'eerste moeten werden geexamineert.
3. Een gildebroeder komende t'overlijden, geen weduwe maar een kindt ofte kinderen nalatende, sullen deselve hun vaders winckel door een meesterknecht praeparatorie geexamineert sijnde mogen opholden, ende voorts 't selve recht hebben ende genieten als de weduvrouwen.
4. T'geheele gildt door de gildebode uit last van de Olderman ende gildemeesters in de kercke oft op enich ander plaats bescheiden sijnde sullen daar alle op gesette tijt moeten verschijnen die by de aansegginge gesont en binnen de stadt sijn geweest, alschoon sy naderhandts daar buiten mochten geraken: maar dan buiten sijnde, ende over d'aangeseide uyr uitblijvende sullen vry zijn, doch te voren daar weder binnen gekomen, sullen schuldich sijn te compareren, des dat de aansegginghe s' daachs te voren sal moeten geschieden: alles by de boete van ses stuivers ten proffijt van 't gildt.
Aldus gedaan geresolveert ende gearresteert op dachtijt en plaatse met approbatie van de E. Achtb. Magistraat. Alles oprecht ende in waren oirconde, hebben wy praesiderende Burgemeester, Olderman, tsampt d'onderschrijvinge van de secretaris desen met onse handen bevesticht.
Actum den 24e Octobris, Anno een duisent ses hondert vyff ent zeventich.




Het examenreglement van de meesterproef van het chirurgijnsgilde


PROEFF OFTE ONDERSOECKENGE VAN DE CHYRURGIJNS.

I. Eerstelyck sullen alle personen, genegen zijnde in de Const der Chyrurgie te practiseeren, ende tot die Meesters geadmitteert te worden gehouden wesen te betonen, dat sij van goede ouders, lewen, handel ende wandel zijn, ende drye jaaren by de voorn. Const geweest hebben, eer men haare tot het praeparatorium examen sal toelaten.

II. Den proeff doender sal gehouden wesen een Cauterium potentiale te maacken, omme daar mede een fontenel ofte openinge te doen, waar op Hij alsdan ge-examineert sal worden: sal oock uyt rouwe ysers een snijmes met twee lancetten op behoorlycke punt en sneed moeten slijpen, en daarmede een bequame aderlatinge doen.

III. Niemant sal tot het publicum Examen geadmitteert worden, voor ende alle dat Hij het praeparatorium sal hebben voldoen; en sal alsdan op nieu de helft van de kosten wederom moeten draagen, te weten synde Car.gls. 4 stuck xx sts.

IV. Den proeff doender sal niet meer dan vyer Uyren op een dagh mogen laboreeren ten huyse van de Preses des Gilds, ofte op soodanige plaats als hij sal worden geordineert; sal oock sijn cauterium potentiale met de instrumenten daar op gesloten in handen van de Gilds preses laeten verblijven.

V. Yemant de Proeff doende, sal ondertusschen den Examinateurs met goedt eeten ende drinken moeten versorgen, tot dat hij het Examen praeparatorium gedaen heeft. Etc., etc.


MANUELE OPERATIËN DER CHIRURGIE (SOLINGEN)

EERSTE DEEL

I. Van de Fontanel op de Sutura Coronalis. pag. 1.
II. Om de inbuygingh der Herssenpan sonder scheur of breuck, besonderlijk in Kinderen, te herstellen. pag. 4.
III. Maniere van Opereren, als de voorige methodens in 't nedergedruckte Been niet bastant, en te vergeefs in 't werck gestelt zijn; met eenen van de kruyswyse of driehoeckige Snede. pag. 5.
IV. Van de inbuyginge des Beckeneels, met scheure, soo penetrerende als niet doorgaende, ende breucke van 't been des Hoofds. pag. 15.
V. Manier, hoe t'opereren als het been gekneust, ende gebriselt is, alleen tot de tweede Tafel. pag. 21.
VI. Van de plaets waer de Trepaen te moeten, of niet te mogen stellen, en redenen waerom die geadministreert word. pag. 22.
VII. Van de grootheyd en getal van openingen, in 't been te maken van 't Cranium. pag. 28.
VIII. Van de manier van Trepaneren, ende eerst van d'Instrumenten daer toe behoorende. pag 29.
IX. Van de Seton in de Neck. pag. 35.
X. Van de t'samenheeling, of t'samengroeing der Oogleden. pag. 36.
XI. Van de Wratten der Oogleden. pag. 41.
XII. Van het Hordeolum of praeputiolum, een kleyn geswelletje als een gerste koorn uyt te nemen. pag. 42.
XIII. Van de Chalasion, Grando, of vettigheyd der Oogscheelen. pag. 43.
XIV. Van de Trichiasis, oculorum a pilis offensio, of hairen d'Oogen stekende, op duyts gesegt. pag. 43.
XV. Van de Phalangosis, of der Oogscheelens relaxatie; maer voornamentlijck van 't bovenste. pag 45.
XVI. Van de Lagopthalmo, oculo leporino, gesegt Hasenoog. pag. 46.
XVII. De Ectropio, seu inferioris palpebrae eversione curva ac reflexa; dat is, van het intrecken des ondersten Oogscheels. pag. 47.
XVIII. De Colobomate seu Mutilatione, in 't duyts, verrotte Oogschelen. pag. 48.
XIX. De Pladarotiis, Sarcoji, latine moro, uytwassing van een sluckje Vlees, in 't duyts genaemt. pag. 48.
XX. De Litiasi sive lapide Palpebrae, Poriasi aut topho, AEtiasi, zijnde Graveelsteentjens, of hardighedentjens, gelijck knurfjens der Oogschelen. pag. 59.
XXI. Pterugio seu Ungula deponenda, of operatien van den Nagel der Oogen. pag. 49.
XXII. Van de Αγλιη, Albicante Cicatrice: of witte vlacke als een lidteeken. pag. 51.
XXIII. Van de Pyosis ophthalmou, sive sanie post corneam, dat is etter agter 't Hoornvlies. pag. 52.
XXIV. Staphyloma ceu tunica Uveae procidentia, of nedersincken van de Membrana Uvea pag. 52.
XXV. De Hypopyo, oculo purulento, seu sanie aut humore inter Corneam intrinsecus, aut extrinsecus concreto, ofte Etteroog. pag. 53.
XXVI. Cataractae depositione dat 's demaniere om Schillen van d'Oogen te ligten, genaemt Drameren. pag. 54.
XXVII. Van de Anchylops. pag. 59.
XXVIII. Van de AEgylops, of Fislula lachrymalis gesegt Lady male Fijlul. pag 59-
XXIX. Van de Encanthis of uytwassinge des Vlees, in den grooten hoek der Oogen. pag. 61.
XXX. Van de Ecpiesmus, proptosis prolapsus sive exitus oculi & oculi tumore cancroso, nee non fungo ceu excrescentia cornea, dat is van het uytwijeken der Oogen, Cancreus geswel, en Cancreuse uytwassing. pag. 62.
XXXI. Agnatae Eminentia: dat is uytpuyling van 't wit der Oogen. pag. 64.
XXXII. De Strabismo seu oculi distortione: dat is van de scheelheyd. pag. 65.
XXXIII. Om de Vreemde dingen , die tegen nature en wil in d'Oogen gevallen zijn , uyt te halen ende te trecken. pag'6?'
XXXIV. De Hydrocephalo, ofte Warerhooft. pag. 66.
XXXV. Van de Hasemonden. pag. 67.
XXXVI. Van de Kancker der Lippen t'exstirperen, of uyt te snyden. pag. 75.
XXXVII. Van de Chirurgien der Tanden, en voor eerst van haer afwijcken te procureren; dat is de geslotene Mond t'openen door de klem. pag. 76.
XXXVIII. Hoe men die gene spysen sal, die de klem soodanigh in de Mond hebben, dat die niet geopent kan werden. pag. 77.
XXXIX. Om de kalck, of Oester schulps gewyse korst van de Tanden te doen, en de Tanden wyders schoon te maken. pag. 78.
XL. Van de holle bedurvene Tanden te branden, met goud, silver of lood te vullen; midsgaders van de losse Tanden, ende die met geswolle Tandvlees omset, en daerenboven stinkend, swart en los zijn. pag. 78.
XLI. Operatie der Tanden, die binnen of buytenwaers uytsteken. pag. 80.
XLII. Van de Tanden uyt te trecken, en in te setten. p. 81.
XLIII. Van het gat des verhemelts te stoppen, en het cauteriseren van 't Palatum. pag. 86.
XLIV. Van de Parulis en Epulis; en hoe men een geswel uyt het Verhemelte des Monds snyden sal; midsgaders van het nedersinken des Verhemels. pag. 87
XLV. Van de Tong te suyveren en den Tongriem wel te snyden; ende 't openen van de Ranula of Kickvors geswel. pag. 8$
XLVI. Vande nedersacking, of relaxatie van de Uvula, gesegt den Huygh. pag. 91
XLVII. Van't exstirperen van d'Uvula. pag. 92.
XLVIII. Van Graten, en andre vreemde dingen uyt de Keel te halen, &c. pag. 94.
XLIX. Van 't ondoorboorde Oir, brandingh en snydingh des selvigen Slagaders, om de Tandpijn te verdryven. pag. 9 6
L. Om de vreemde dingen uyt het Oir te halen, met eenen van de manier hoe de kankeragtige Vijgh uytgenomen dient te werden; midsgaders een nieuwe manier om d'Oirens Lellen te doorboren. pag. 97
LI. Operatie van de Polypus, en tacken der Neusgaten. pag. 100.
LII. Van een Neus door een mes, soo in de huyd als been gegrieft. pag. 102.
LIII. Van d'Ozena, endede manier hoe men die Neusgaten door een cicatrice gestopt, openen zal. pag. 104.
LIV. Van de Bronchocele, en Strumae ofte Kropsweeren. pag. 105.
LV. Hoe men die gene helpen zal, die den Hals gedraeyd, en na d'een of d'andre Schouder getrocken blyven houden. pag. 107
LVI. De Laryngotomia, en Watersugt van de Keel. p. 109

TWEEDE DEEL.

I. Van de Paracenthesis in de Borst. pag. 115.
II. Van de Borsten der Mannen, te groot en enorm wassende; midsgaders van de kleyne Vrouwe Tepels, &c. pag. 124.
III. Van de Fistul in de Borst. pag.125.
IV. Van het afsetten der Vrouwen Borsten. pag. 133.

DERDE DEEL.

I. Van de Paracenthesis in den Buyck te institueren. pag. 137.
II. De Umbilici prominentia , of uytpuylinge des Navels. pag. 143
III. Vande Abcessen, ende Fistulen des Buycx. pag. 148
IV. Van het gebersten Buyckvlies Peritonaeum, soo in de Mans als in de Vrouwen. pag. 149
V. Van het Net te binden , het selvige in te brengen , de dicke gewonde Darmen en wonden des Buycks t'samen te naeyen, en als noodigh is, de wonde te verwyderen. pag. 152.
VI. Van een Naeld uyt den Bil te snyden, en uyt te halen. pag. 158.
VII. Van het ophouden des Waters of Pis. pag. 159
VIII. Van de geslotene Waterwegh in de eerste conformatie alsoo gemaeckt. pag. 172
IX. Van de gedeckte Glans of hoofje te ondecken, en van de Sarcoma van de voorhuyd, Praeputium af te snyden. pag. 173.
X. Van de Lithotomia, of het Steensnyden. pag. 175-
XI. Hoe den Steen hebbenden Patient tot het snyden sal geplaetst werden. pag. 182
XII. Manier om op den Itinerarium,of staf te snyden. p.182.
XIII. De derde manier van Petrus Francus, capittel 33. pag. 186.
XIV. Vierde Methode. pag. 188
XV. Wat te doen staet als de Steen uytgetrocken is. pag. 190
XVI. Hoe men de Vrouwen de Steen afhalen sal. pag. 192
XVII. Van de Steenen door dilateren sonder snyden af te halen. pag. 194.
XVIII. Om de kleyne steenen in Mannen af te halen sonder snyden. pag. 195.
XIX. Van de Steen die gereeds in de Waterweg gedrongen is, af te halen. pag. 196.
XX. Om de grootste soorten van steenen in beyde de Sexen door een besondre manier af te halen. pag. 167.
XXI. Van 't snyden der scheuringen, te weten daer den Darm in 't sackje gesoncken is, een methode die Quacksalvers manier genaemd werd. pag. 200.
XXII. Een ander manier, om sonder uytnemen of verliesen van een Kloot de Breuck te snyden. pag. 204.
XXIII. Van de Hernia Carnosa, of Vleesbreuk. pag. 207.
XXIV. Van de Waterbreuck Hernia aquosa. pag. 208
XXV. Van de onthoudingh der excrementen in de Darmen, die in 't Scrotum gesoncken zijn. pag. 210.
XXVI. Van d' Enteroepiplocele, of Darm en Netbreuck. pag. 211.
XXVII. De Hermaphroditis ανδρογηνος, genaemt, dat is, van die Man en Wijf t'samen zijn, gesegt werden. pag. 121
XXVIII. Van eenigh bultigh geswel uyt de Scheedete snyden. pag. 212.
XXIX. Om een Absces diep in de Scheede te openen. pag. 213.
XXX. Van een uytwassing van Vlees, digt by 't Os Uteri, uyt te snyden. pag. 213.
XXXI. De Hymene inperforato, qua nuncupantur ατρητι, de Vulvae nec non cervicis uteri ipsius clausae operatione: dat is onboorde Membrana Hymen (de welcke die sulcx hebben ατρητι genaemt werden) en van de geslotene Schede, als hals van de Lijfmoeder te openen. pag. 214.
XXXII. De Nymphotomia Pterygomatis id est alis seu Cristis galli: dat is, om de Nymphen Pterygomata, of Hanekammen van de Vrouwelijkheyd t'extirperen. pag. 217.
XXXIII. Van 't uytsacken of omkeeringe van de Scheede, en d'extirpaitie van de Lijfmoeder. pag. 218.
XXXIV. Van het Aersgat in de eerste conformatie gesloten, te openen. pag. 219.
XXXV. Van 't uytsacken van den Aersdarm. pag. 220.
XXXVI. Om een aenwassing van vlees aen den Aers, Mariscus of Crestae genaemt, wegh te nemen. pag. 221.
XXXVII. Van de Sweeren des Aersdarms. pag. 222.
XXXVIII. Van de Fistulen des Aersdarms. pag. 223.
XXXIX. Van de Tacken, Spenen, of Aenbeyen die versworen zijn. pag. 224.
XL. Van de niet vloeyende Spenen, soo uyt als inwendigh. pag. 225.
XLI. Van de Tacken die te veel vloeien. pag. 225.
XLII. De Operatione Caesarea, of van de Keyserlijke Snede. pag. 226.
XLIII. De Sectione Caesarea in Vivis, of Keyserlijcke Snede in levendige. pag. 233.

VIERDE DEEL.

I. Van de Fontanellen. pag. 237.
II. Van de Exstirpatie, voor eerst wat men voor des selfs adminislratie te versorgen heeft pag. 240.
III. Van de t'samengegroeide Vingeren uyt d'eerste conformatie, ofte door qualijck getracteerde sweer of verbrantheyd. pag. 269.
IV. Van de Vingers die door verbrantheyd agter overstaen gebogen, te herstellen, ofte een contrarie bogt te doen hebben. pag. 270.
V. Van de kromme Vingeren uyt ulceratie overgebleven, of door een quade cicatrice; oock van een krommen Arm of Knie te redresseren. pag. 271.
VI. Van de styve Ledematen, Varis ac Valgis, dat zijn scheve of kromme Beenen. pag. 271.
VII. Van de Nagelen te snyden of te poetsen, en der selver ongelijk en scharpigheyd te effenen, en van 't uytsnyden der Nagelen, die te diep in de huyd en vlees, somtijds met sweeren, of uytwaslingh van vlees gewassen zijn. pag. 272.
VIII. De Pterygio, Panaricio, Paronijchia seu Reduvia, ofte de Vijt. pag. 275-
IX. De Varicibus, dat is in't gemeen van de geberstene Aderen, beter geseyt verwyderde. pag. 277.
X. Van het branden der Ledematen. pag. 279.
XI. Van 't openen der Abscessen. pag. 281.
XII. Van de maniere om de Wonden te hegten. pag. 291.
XIII. Van 't hegten der Pesen. pag. 295.
XIV. Van de Geswellen in een blaesje besloten, uyt te pellen en uyt te ligten. pag. 206.
XV. Manieren om Kogelen uyt te trecken. pag. 299.
XVI. Van de Chirurgie die toe d'Ulceratien behoort. pag. 304.
XVII. Van de Chirurgien die in de Beenen geschieden; voor eerst van de Beenbreucken. pag. 306.
XVIII. Van de Fracturen welke geen separatie van 't Been verwagt werd. pag. 316.
XIX. Van de Fracturen in welcke 't Been sal separeeren. pag. 317.
XX. Van de Fracture, met uytstekingh van Been door de Huyd, &c. pag. 318.
XXI. Van seer bedenckelijcke ende dangereuse Fracturen. pag. 319.
XXII. Van de Fracturen van besondere Deelen; voor eerst van die van de Neus. pag. 321.
XXIII. Van de Beenbreuck van 't onderste Kakebeen. pag. 322.
XXIV: Van de Fracture van 't Sleutelbeen. pag. 323.
XXV. Van de Fracture van 't Schouderblad. pag. 324.
XXVI. Van de Fracture van het Borst-been. pag. 324.
XXVII. Van de Fracture van de Knieschijf. pag. 325.
XXVIII. Van de qualijck geformeerde Fracturen, daer de kromte is, of uyt of inwaers, als de Valgi extrorsum, vari è contra introrsum. pag. 326.
XXIX. Van het Aderlaten op den Arm, en wat men voor desselfs administratie te versorgen heeft, ende hoe hetselvige ordentelijck geschieden moet. pag. 327.
XXX. Van de Arteriotomia, of Latinge der Slagaderen. pag. 363.
XXXI. De Luxatis, of van d'ontledingen. pag. 365.
XXXII. Van de Caries ossis, ofte bedervinge des Beens. pag. 366.
XXXIII. Om't Bloeden te stelpen. pag. 368.
XXXIV. Om de gequetste watervoerende Vaten Vasa Lymphatica te stoppen. pag. 374.